Schapenkaas - v. (...kazen), kaas van schapenmelk;
— (plantk.) gew. naam voor heemst;
...KAASJE, o. (-s);
...KERVEL, v. (plantk.) eene soort van kervel, ook toetels en pijpkruid geheeten (anthris cus silvestris);
...KLAVER, v. rolklaver; gehoornde klaverzuring; liggende klaver;
...LAND, o. (-en), land waar schapen gekooid worden;
...LEDER,
...LEER, o. bereid schapevel;
...LUIS, v. (...zen), eene soort van insect (melophagus ovis), dat in menigte tusschen de wol der schapen leeft; eene soort van mijt (ixodes reduvius), die in de opperhuid der schapen leeft;
...MARKT, v. markt waar schapen ge- en verkocht worden;
...MELK, v. melk van schapen;
...MELKER, m. (-s), iem. die schapen melkt; (dierk.) nachtzwaluw;
...MEST, m.;
...ONGEL, v. schapenvet;
...OOG, o. (-en), oog van een schaap; groot vooruitspringend oog, inz. oog zonder uitdrukking;
...OOR, o. (-en), oor van een schaap; (plantk.) lamsooren (statice limonium), ook limoenkruid,
...RAS o. (-sen), ras van schapen;
...RIBBE, v. (-n), ribbe van een schaap; ribstuk van een schaap;
(plantk.) gewoon duizendblad (achillea miïlefolium);
...SCHAAR, v. (...scharen), schaar waarmede schapen geschoren worden;
...SCHEERDER, m. (-s),
...SCHEERSTER, v. (-s);
...SCHEREN, o.;
...SCHOT, o. (-ten), schaapskooi.