Radicaal (1) - RADICAAL bn. bw. ingeworteld, diep: eene radicale fout;
— van den wortel af, uit den grond op: een radicaal geneesmiddel, dat de oorzaak der kwaal wegneemt, volkomen genezing aanbrengt;
— hij is radicaal genezen, geheel en al;
— iets radicaal bederven, in den grond bederven;
—de radicale partij, partij der radicalen;
— een radicaal kamerlid, tot de radicale partij behoorend;
— (wisk.) radicaal teeken, wortelteeken.