Gepubliceerd op 22-11-2018

Poos

betekenis & definitie

Poos - v. (...zen), tusschentijd, rusttijd, wijl, pauze: ik wachtte eene goede poos;

— (fig-) zijne poos aan ‘t roer staan, zijn tijd uit medewerken, (eig.) de taak om een zekeren tijd aan het roer te staan vervullen;
— bij poozen, van tijd tot tijd.
POOSJE, o. (-s), kleine poos.

< >