Gepubliceerd op 22-11-2018

Plat (2)

betekenis & definitie

Plat (2) - Plat o. (-ten), plat dak, dat een huis of een deel van een huis bedekt en gewoonlijk met zink of lood bekleed is: op zijn plat zitten, staan; op het plat klimmen;

— terras;
— (krijgsw.) hoog aardewerk dat boven plat is;
— de vaste en ondoorschijnende deelen in de kant;
— vlak, platte zijde: het plat van den degen, van de liniaal; een boek op zijn plat leggen;
— (fig.) op zijn plat vallen, bekennen, door de mand vallen;
— (wev.) plek in het weefsel waar de inslagdraden niet gekruist worden door scheringdraden, maar plat naast elkaar liggen;
— platboomde boerenschuit met platten achtersteven.

< >