Ophelpen (hielp op, heeft opgeholpen), helpen om op te staan : een kind, dat gevallen is, weer ophelpen; (fig.) die koopman kon zich niet staande houden, wij hebben hem echter opgeholpen, ondersteund, bijgestaan;
— helpen een last opnemen;
— (Zuidn.) iem. op iets ophelpen, hem in heb geheugen brengen. OPHELPING, v.