(ontworstelde, heeft en is ontworsteld), worstelende iem. iets ontrukken: de zilveren reliquiekast werd haar ontworsteld;
— door te worstelen uit iemands macht geraken: zij wist zich aan zijn omarming te ontworstelen; Nederland ontworsteld aan de baren; zich aan iemands invloed niet kunnen ontworstelen, ontkomen, zich daaraan onttrekken; zich aan een gevaar ontworstelen. ONTWORSTELING, v. het ontworstelen.