(ontspande, heeft ontspannen), wat gespannen is, losmaken: den boog ontspannen;
— (fig.) door afleiding tot rust doen komen : den geest ontspannen; slapper worden: zijne zenuwen ontspanden;
— zich ontspannen, zich verpoozen : het is goed zich na den arbeid wat te ontspannen. ONTSPANNING, v. (-en), het minder strak worden : die verklaring gaf ontspanning in de politiek; verpoozing: ontspanning zoeken, vinden.