(ontglipte, is ontglipt), glippend ontsnappen: ’t snoer laat zij de hand ontglippen; stil ontglipt er een zucht aan haar borst;
— onbedacht neerschrijven: deze klachten zijn onwillekeurig aan mijn pen ontglipt; •
—• (van enig bezit) ontgaan, ontglijden: wat de Hansa ontglipte, eigenden de Hollanders zich toe;
— aan de herinnering of aan de aandacht ontgaan: het ontglipte ook de aandacht van de anderen niet; ■
—■ (van tijd, gelegenheid enz.) ik zal mij dat geluk niet weer laten ontglippen.