(ontgon, heeft ontgonnen), (gew.) aanbreken, aansnijden, aansteken: een ham ontginnen; een pot boter, een vat bier ontginnen;
— (gew.) de grond voor het eerst omploegen na de oogst; ■
— (gew.) de veengrond van zijn groene weiden of beteelde grond ontbloten;
— een grond geschikt maken voor bebouwing: woeste heiden en zandgronden ontginnen; (fig.) hij heeft de rijke mijn van de godsdienstige letterkunde van zijn volks ontgonnen. ONTGINNING, v. het ontginnen: (mv. -en) een grond die ontgonnen wordt.