o. (-ken), (bruggenb.) de aaneensluitende balken of dikke planken, waarmede de liggers worden overdekt, en waarboven het bovendek wordt aangebracht;
— (scheepsb.) benaming van het dek, dat beneden het bovendek is gelegen; door de zeelieden gewoonlijk tusschendek genoemd, terwijl onderdek de gewone benaming in den scheepsbouw is : het onderdek dient op alle schepen tot verblijf voor de matrozen.