omkneden,(kneedde om, heeft omgekneed), opnieuw en anders kneden : van dat baksel komt niets te recht, zoo ge het niet omkneedt;
— (spr.) iem. (zijn hart enz.) omkneden als was, hem inwendig vervormen, zijne gemoedsstemming veranderen, met hetzelfde gemak, waarmede men een klomp was kneedt;
— (omkneedde, heeft omkneed), met een deeg omgeven. OMKNEDING, v. het omkneden.