Krimp v. eigenlijk krimping; een borstrok op de krimp koopen, iets te groot omdat bij het wasschen de stof krimpt;
— op de krimp rekenen;
— (dijkw.) hoeveelheid aarde die bij dijkwerken meer dan het volume moet aangebracht worden met het oog op het inklinken;
— nood, gebrek: daar is nog geen krimp; zij hebben geen krimp; (gew.) ze geven geen krimp, ze houden maar vol, geven den moed niet op.