(kneusde, heeft gekneusd), door drukking of schuring kwetsen, doordat de weefseldeelen gescheiden worden en uitstorting van bloed plaats heeft, zonder dat er eene eigenlijke wonde ontstaat: mijn arm is gekneusd; gij moet de peren niet kneuzen;
— (w. g.) (fig.) benadeelen, schenden. KNEUZING, v. (-en), het kneuzen; weefselscheuring met bloeduitstorting tengevolge van drukking enz.: hij heeft eene kneuzing aan het been.