KALVARIEBERG, m. zie CALVARIEBERG. KALVEN, (kalfde, heeft gekalfd), een kalf werpen; (gew.) de koe kalft, gezegd wanneer bij iem. het hemd achter uit zijne broek hangt;
— braken, overgeven;
— (aardr.) de gletscher kalft, het benedengedeelte breekt af, inz. bij het neerzakken in zee;
— de grond kalft, zakt in, brokkelt af, inz. bij aardwerken.