Gepubliceerd op 13-09-2018

Kalken

betekenis & definitie

KALKEN, (kalkte, heeft gekalkt), met kalk bemesten;

— (muren) met kalk besmeren;
— (landb.) het zaaikoren kalken, in kalkwater weeken, om het gewas voor brand en honigdauw te behoeden;
— (leerl.) de huiden kalken, met kalkmelk of kalkbrij behandelen, om ze ter pelling of onthaling geschikt te maken;
— (suikerber.) ruwsap kalken, om het zwakzure sap te neutraliseeren, tot het ontleden van zouten en het verwijderen of neerslaan van verschillende niet-suikerstoffen
— met kalk of krijt schrijven; schrijven in het algemeen, vgl. opkalken, neerkalken.

< >