Gepubliceerd op 13-09-2018

Hoorbaar

betekenis & definitie

HOORBAAR, bn. bw. te hooren, gehoord kunnende worden: het kloppen van zijn hart was hoorbaar; het geluid was nauw hoorbaar, nauwelijks te hooren;

hij is niet hoorbaar, hij leest of spreekt niet duidelijk genoeg om verstaan te worden. HOORBAARHEID, v.

< >