bn. aan de Got(h)en eigen, van de Got(h)en: de Got(h)ische taal;
— de Gothische bouwstijl, zekere bouworde, die ten onrechte aan de Got(h)en werd toegesclireven, de ogivaal- of spitsbogenstijl, in de 12de eeuw in N.-Frankrijk ontstaan: eene kerk in Gothischen stijl; eene Gothische kerkkroon, Gothisch smeedwerk, in spitsbogenstijl;
— Gothische letters, benaming voor het hoekige, opgesierde monnikenschrift, dat in de latere middeleeuwen in gebruik kwam en ook in de oudere gedrukte boeken werd gebezigd, Duitsche letter, bijbelletter Gothisch schrift; een bijbel met Gothische letter.