FEZIKEN, (fezikte, heeft gefezikt), (gew.) fluisterend praten;
— smoezen;
— zeuren, zaniken. FEZIKER, in. (-s), (gew.) fluisteraar; zeur, zanik. FEZIKSTER, v. (-s).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: