Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie G
- Gemeenslachtig
- Gemeensman
- Gemeente
- Gemeentearmen
- Gemeentecrediet
- Gemeentehuis
- Gemeenteleven
- Gemeentelijk
- Gemeentenaar
- Gemeenteoorlogen
- Gemeenteraad
- Gemeenteraadslid
- Gemeenterecht
- Gemeentereiniging
- Gemeenterekening
- Gemeentewege (van)
- Gemeentewerf
- Gemeentjes
- Gemeenzaam
- Gemeenzaamheid
- Gemeesmuil
- Gemeet
- Gemek
- Gemeld
- GemĂȘleerd
- Gemelijk
- Gemelijken
- Gemelk
- Gemengd
- Gemengel
- Gementine
- Gemerkt
- Gemestlandshooi
- Gemet
- Gemetsel
- Gemeubelte
- Gemeubileerd
- Gemiauw
- Gemiddeld
- Gemiddelde
- Gemier
- Gemijmer
- Gemijterd
- Geminatie
- Gemineraliseerd
- Gemis
- Gemissen
- Gemmen
- Gemodder
- Gemodereerd
- Gemoed
- Gemoedelijk
- Gemoeder
- Gemoedigd
- Gemoedsaandoening
- Gemoedsleven
- Gemoeid
- Gemoeiig
- Gemoet
- Gemoeten
- Gemoffel
- Gemok
- Gemokkel
- Gemollig
- Gemom
- Gemompel
- Gemond
- Gemonkel
- Gemoosch
- Gemopper
- Gemor
- Gemorrel
- Gemors
- Gemot
- Gemotiveerd
- Gemotst
- Gems
- Gemuilband
- Gemuild
- Gemuit
- Gemul
- Gemummel
- Gemurmel
- Gemutst
- Gemuurte
- Gemze(n)leer
- Gemzenhaar
- Gemzepoot
- Gena
- Genaai
- Genaakbaar
- Genaamd
- Genacht
- Genachte
- Genade
- Genadebrief
- Genadebrood
- Genadegift
- Genadekruid
- Genadeleer