Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie O
- Onderneemziek
- Onderneemzucht
- Ondernemen
- Ondernemend
- Ondernemer
- Onderneming
- Ondernemingsgeest
- Ondernok
- Ondernokstopper
- Onderofficier
- Onderofficierscantine
- Onderofficierschap
- Onderofficierskleeding
- Onderom
- Onderonsje
- Onderoog
- Onderooglid
- Onderoogsch
- Onderopzichter
- Onderoven
- Onderoverste
- Onderpacht
- Onderpachten
- Onderpachter
- Onderpak
- Onderpand
- Onderpastoor
- Onderpijp
- Onderpikeur
- Onderplaat
- Onderploegen
- Onderplompen
- Onderpompen
- Onderprefect
- Onderprefectuur
- Onderprior
- Onderproductie
- Onderproevenlezer
- Onderra
- Onderraaklijn
- Onderraam
- Onderraken
- Onderrand
- Onderreep
- Onderregel
- Onderregenen
- Onderregent
- Onderrekenen
- Onderricht
- Onderrichten
- Onderrichter
- Onderrichting
- Onderriem
- Onderrijden
- Onderring
- Onderroeren
- Onderrok
- Onderrollen
- Onderrooken
- Onderruim
- Onderschatten
- Onderscheid
- Onderscheiden
- Onderscheiding
- Onderscheidingsgave
- Onderscheidingvlag
- Onderscheppen
- Onderschieten
- Onderschikkend
- Onderschip
- Onderschoorsel
- Onderschoren
- Onderschout
- Onderschragen
- Onderschrappen
- Onderschrift
- Onderschrijven
- Onderschudden
- Onderschuiven
- Onderschuiver
- Ondersecretaris
- Ondershands
- Onderslaan
- Onderslachtig
- Onderslag
- Onderslager
- Onderslagsrad
- Ondersleepen
- Ondersmijten
- Ondersnede
- Ondersneeuwen
- Onderspit
- Onderspitten
- Onderspoelen
- Onderspuiten
- Onderst
- Onderstaan
- Onderstaand
- Onderstadhouder
- Onderstand
