DOORPIKKEN, (pikte door, heeft doorgepikt), voortgaan met pikken; door iets heen pikken; pikkende openen, stukmaken: het vogeltje heeft het papier doorgepikt;
— voortgaan met pikken het vellen van gerst, klaver hooi enz. met de pik;
— (fig.) ijverig naaien: zonder opkijken pikte (naaide) zij door;
— doorpekken.