DOORKRIJGEN, (kreeg door, heeft doorgekregen), met moeite gedaan krijgen, dat iets door iets anders gaat: kunt ge den draad niet doorkrijgen (door ‘t oog van de naald);
— ge krijgt hem de stad niet door, hij zal ’t op uw bevel, verzoek niet doen;
— ik kan dat droge eten niet doorkrijgen (door mijn keelgat):
— maken dat iets in tweeën gaat: ik kan dat stuk hout niet doorkrijgen;
— (fig.) ingang doen vinden, (iets) doen aannemen wij zullen het er teel doorkrijgen; ik hoop het bij den minister er door te krijgen.