BORDEEL, o. (-en), huis waarin ontucht als bedrijf wordt uitgeoefend;
— een bordeel houden, het bedrijf van hoerenwaard of -waardin uitoefenen;
— (Zuidn.) een Spaansch bordeel, huis of vertrek waar alles in wanorde overhoop ligt, waar getier en geraas is;
— het is een krakeel, een oproer, een vischmarkt, een bordeel van klanken, wanordelijk gedrag, geschreeuw, enz.