Gepubliceerd op 01-09-2018

Boetvaardig

betekenis & definitie

BOETVAARDIG, bn. bw. (-er, -st), bereid boete te doen; (bij uitbr.) boete doende wegens bedreven kwaad door verootmoediging voor God de boetvaardige zondares, Maria Magdalena; berouwhebbend. BOETVAARDIGHEID, v. berouw, gezindheid tot boetedoening (wegens begane zonden): (R.K.) sacrament van boetvaardigheid, de biecht; stoel van boetvaardigheid, biechtstoel. BOETVAARDIGE, m. en v. (-n).

< >