bn. bw. (-er, -st), (veroud. en Zuidn.) verdoofd door geraas;
— (fig.) vermoeid en gemelijk, door het moeten hooren of aanhooren van iets dat onaangenaam klinkt: niet naar raad willen luisteren ongehoorzaam, weerspannig; gemelijk, ontevreden, in eene kwade luim.