Gepubliceerd op 31-08-2018

AFVORDEREN

betekenis & definitie

Afvorderen (vorderde af, heeft afgevorderd), iem. (of van iem.) iets afvorderen, van hem vorderen, van hem vergen of eischen te geven (sterker dan afvergen, en zwakker dan af eischen): voor een boterham met vleesch wordt u twee shilling, d i. 24 stuivers afgevorderd; van al de steden werd eene schatting afgevorderd;

— vorderen dat iem. iets doet: iem. een lachje afvorderen;
— zich (zelven) iets afvorderen, iets van zich zelven vergen hoe kunt gij u afvorderen zóó iets te doen ?;
— iemand eene belofte, een eed, eene verklaring, eene bekentenis enz. afvorderen, van hem eischen die te doen, dien te zweren, af te leggen hij had zich voorbereid op een antwoord, hetwelk hij al dadelijk had begrepen dat hem afgevorderd zou worden, zulk eene edele daad vordert ons bewondering en eerbied af, dwingt ons die op te vatten, te gevoelen. AFVORDERING, v. (-en).

< >