Aftornen (tornde af, heeft en is afgetornd), ook AFTARNEN, (aangenaaide gedeelten van een naaiwerk of kleedingstuk) daarvan losmaken en afscheiden door het doorsnijden en uithalen van den draad waarmede zij vastgenaaid zijn: eene strook van eene japon aftornen;
— een kleedje aftornen, lostornen;
— een afgetornd kleedingstuk, waarvan lappen losgetornd en afgenomen zijn;
— (naaiwerk dat losgetornd moet worden) tot het laatste toe geheel lostornen, zoodat alles behoorlijk uit elkander genomen is;
— (fig.) een gedeelte aftrekken of afkrijgen (gestelde voorwaarden of eischen, overdreven berichten en beweringen enz.): de voorwaarden die hij stelt, zijn nogal kras: maar wij zullen er wel van aftornen; hij vraagt vijftig gulden, maar er zal wel iets van af te tornen zijn.