Aftintelen (tintelde af, heeft afgetinteld), (w. g.) mijne vingers tintelen af van de kou, ze tintelen zoo hevig, dat ik er nagenoeg geen gevoel meer in heb;
— door helderder flikkerend licht sterker uitkomen, uitblinken, vgl. afblaken, afschijnen;
— (van een licht of een lichtend voorwerp) een tintelenden of flikkerenden glans verspreiden op hetgeen lager geplaatst is: de schaterende gaslichten die uit de vensters op de straat aftintelden. AFTINTELING, v.