AFSLEUREN, (sleurde af, heeft afgesleurd), met ruw geweld voortsleepen en verwijderen; de pelgrim die de heilige oorden bezoekt, wordt beroofd, mishandeld, van de voorwerpen zijner aanbidding afgesleurd;
— (Zuidn.) (kleeren enz.) afrukken;
— naar beneden sleuren, met ruw geweld naar beneden sleepen ; toen de woestaard alles stuksloeg, werd hij gegrepen en de zaal (de trap) afgesleurd.