AFPRIEGELEN, (priegelde af, heeft afgepriegeld), (gemeenz. gewest.) afranselen, afrossen;
— afpingelen, kleingeestig afdingen;
— naaiwerk met zeer kleine steken afmaken : hebt ge eindelijk dien zoom aan den zakdoek afgepriegeld ?;
— met veel en zeer fijn naaiwerk zich afmatten ;
— zeer veel priegelen: die naaister heeft in haar leven heel wat af gepriegeld.