AFMERKEN, (merkte af, heeft afgemerkt), (veroud. en gew.) iets oplettend afzien, met opmerkzaamheid te weten komen : bijtijds heb ik dat afgemerkt;
— (dicht.) (wegen en paden) door zichtbare teekenen duidelijk aanwijzen, afbakenen;
— (naaisterst.) het merken of letteren van linnengoed afmaken;
— het merken met het vereischte getal letters en cijfers, afletteren : ge moet eerst die hemden maar afmerken; hoeveel zakdoeken hebt ge al afgemerkt?;
— gedaan maken met merken, alles afdoen wat er te merken valt: ik zal eerst maar afmerken, voor ik weder aan t naaien ga.