v. (-ten), in het algemeen een van het hoogste gezag uitgaande, erkende, bindende regel of een geheel van regels waarnaar men zich richt of te richten heeft in zijn gedragingen ; op versch. gebied toegepast.
1. in godsd. zin, de als van God uitgaand erkende regels voor het (godsdienstig, God dienend) leven : de Joodse, de Mohammedaanse wet; de Leer van Mahomet de waereld uit te bonzen door een nagelnieuwe Wet (Staring); de goddelijke wet, de decaloog; de Oude Wet, het wetboek van Mozes, de huishouding des Ouden Verbonds: onder de Wet en het Evangelie ; de Nieuwe Wet, het Evangelie ; —(zegsw.) te werk gaan volgens de Wet en de Profeten, volgens de vaste, geijkte orde ;
2. in formele, jurid. zin, de door de hoogste staatsmacht, de ,,wetgevende macht” vastgestelde, met gezag gehandhaafde voorschriften en regels voor het maatschappelijk leven: over een (ontwerp van) wet beraadslagen; een wet ontwerpen, indienen, aannemen, afkondigen ; een wet naleven, schenden, ontduiken, toepassen ; organieke wetten, zie Organiek ; — in materiële zin gelden ook alg. maatregelen van bestuur en politieverordeningen als wetten; — dat heeft kracht van wet gekregen, geldt als wet; — dat is wél naar de letter, maar niet naar de geest . der wet, wel naar de woorden, maar niet volgens haar beginsel of stelsel; wet is ivet, de wet moet nageleefd worden al schijnt het hard (lex dura sed lex);
3. (in meer alg. en oneig. zin) bindende, gezaghebbende regel: een wet van Meden en Perzen, een stalen wet, waaraan niets te veranderen valt; — (fig.) iem. de wet stellen, voorschrijven, hem gelasten wat hij doen moet; — hij wil ieder de wet voorschrijven, bij ieder zijn zin doordrijven ; — nood breekt wet, zie Nood; — vaste regel, gewoonte: ik wil daarvan geen wet maken, dit geldt niet voor altijd ; dat is bij otis een vaste wet, daarvan wijken wij nooit af; — hij heeft zich tot een wet gemaakt, als vaste gewoonte aangenomen ;
— de wetten der wellevendheid, de erkende regels daaromtrent ; — de oude, de nieuwe wet, regeling ; — korte wetten met iets maken [dit behoeft geen vervorming van korte metten te zijn], weinig omslag met iets maken, zich niet lang bedenken ;
4. statuten, reglement van een genootschap, een vereniging;
5. (in wetensch. zin) vaste regel waardoor de werkzaamheid van zekere krachten, het optreden van verschijnselen, het verloop van processen bepaald wordt: de wet der zwaartekracht; de wet van Boyle; de wetten der erfelijkheid; de wet van vraag en aanbod ; (taalk.) de wetten der klankverschuiving ;
6.de heren van de wet, en vand. de wet, de overheidspersonen, regeerders (van een stad); — (hist.) de wet verzetten, veranderen, andere burgemeesters en vroedschappen aanstellen (buitentijds); — (Zuidn.) de wet, het parket, de politie.