(<Fr.), I. o. (-en),
1. overschot, wat nog van een voorraad of een vroeger geheel is overgebleven: het restant van de oplage ; — ook fig. : een restant aan eergevoel; — ook wel in samenst. gebruikt: restantoplage; -voorraad, e.d.;
2. (in ’t bijz.) het niet verkochte van een partij koopwaren : opruiming van restanten;
II. m., nog uitstaande schuld op welker inning weinig kans bestaat; — achterstallige schuldenaar; III. v. (-en), obligatie die uitgeloot en nog niet afgelost is; IV. m. en v. (-en), schoolkind dat wel ingeschreven is, maar wegens plaatsgebrek niet kan schoolgaan : het aantal restanten is in grote gemeenten soms boven de duizend.