(raseerde, heeft geraseerd), (<Fr.),
1. slechten, met de grond gelijkmaken: een vesting raseren, ontmantelen; het te raseren complex van sloppen en stegen;
een terrein raseren, alle verhevenheden (bomen, woningen) er van verwijderen; het effenen, de bodem gelijk maken;
2. een schip raseren, er een dek afnemen en dienovereenkomstig het boord verlagen: een geraseerd korvet, waarvan men het bovenste dek, inclusief de geschutlaag, heeft weggenomen;
3. (mil.) zie Raserend;
4. (niet alg.) haar of baard scheren: door de haast had ik verzuimd mij door mijn gewone barbier te doen raseren.