Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Pseudo-

betekenis & definitie

(Gr.), als eerste lid in samenstellingen, met de bet.: wat of wie het uiterlijk of de schijn heeft datgene of diegene te zijn dat (die) in het tweede lid van de samenst. wordt aangeduid; gewaand(e) —, onecht(e) —; b.v.: pseudo-hallucinatie; de pseudo-burggraaf; pseudo-ideaal; pseudo-klassiek, behorend tot het decadente neoklassicisme van de 18de e.; pseudo-tuberculose; pseudo-wetenschap, pseudo-wetenschappelijk enz.; ook met eigennamen: de pseudo-Demetrius.

< >