m.,
1. al te zware last; — (scheepst.) te zware belading van een schip ; — overlading;
2. (fig.) geweld, of (in verzwakte bet.) moeite, hinder, schade die iem. te lijden heeft: verlos mij van des mensen overlast (Ps. 119 : 134); iem. overlast aandoen, hem kwellen, plagen;
3. (zeew.) alle overtollige zaken aan boord.