Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Opgezet

betekenis & definitie

bn.,

1. gezwollen: een opgezet gelaat; een opgezette buik;
2. (Zuidn.) opgetooid, opgesmukt; vandaar oneig. : opgezet zijn met iets, er mede in zijn schik zijn;
3. (thans nog Zuidn.) iets doen met opgezette wil. met opzet, met voorbedachten rade.

< >