Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Modus

betekenis & definitie

(Lat.), m. (modi),

1. wijze, manier ; — (taalk.) 1 wijze van het werkwoord;
2. (rechtst.) last, verplichting;
3. (muz.) toonladder als schema voor de vorming van een melodie ;
4. modus vivendi, voorlopige schikking tussen twee strijdende partijen; — modus procedendi, procesorde.

< >