Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Manna

betekenis & definitie

o.,

1. (Bijb.) hemels voedsel van de Israëlieten in de woestijn;
2. (fig.) een hemelse gave; — (R.-K.) Eucharistie;
3. zoetachtig, zacht purgerend sap, o.a. van de pluimes;
4. de zaden van het mannagras, als voedsel voor mensen in Polen en N.-Duitsland gebezigd.

< >