Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Gril

betekenis & definitie

bn. bw. (gew.)

1. huiveringwekkend, griezelig : 't is een gril gezicht;
2. huiverig, guur (van het weder): 't is gril vandaag ;
3. schel, schril (van kleuren) ; overmatig licht; — grille ogen, wijd open, felle ogen; — (bw.) op een grille wijze: gril kijken, met wijd opengesperde ogen staren.

< >