Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie I
- Industriediamant
- Industrieel
- Industriekolen
- Industrieplanten
- Industrieproduct
- Industrieschool
- Industriestad
- Industrieus
- Indutten
- Induwen
- Ineen
- Ineenbrengen
- Ineengedrongen
- Ineengedrongenheid
- Ineengrijpen
- Ineenkrimpen
- Ineenkronkelen
- Ineenlopen
- Ineenpassen
- Ineens
- Ineenschieten
- Ineenschroeven
- Ineenslaan
- Ineenslingeren
- Ineensmelten
- Ineensmelting
- Ineenstaan
- Ineenstampen
- Ineenstorten
- Ineenstrengelen
- Ineentrappen
- Ineenzakken
- Ineenzeilen
- Ineenzetten
- Ineenzitten
- Ineffectief
- Inegaal
- Inegaliteit
- Ineggen
- Inenten
- Inenter
- Inenting
- Inentingsbewijs
- Inentingsbriefje
- Inentsel
- Inept
- Ineptie
- Inertie
- Inessentieel
- Inest deinentia forti
- Ineten
- Inetsen
- Inetteren
- Inettering
- Inevitabel
- Inexact
- Inexcusabel
- Inexorabel
- Inexperiëntie
- Inexplicabel
- Inexpressibel
- Infaam
- Infamant, infamere nd
- Infamie
- Infandum, regina, jubes renovare dolorem
- Infans in utero matris
- Infant
- Infante
- Infanterie
- Infanteriegeschut
- Infanteriegeweer
- Infanteriekazerne
- Infanterieofficier
- Infanteriesoldaat
- Infanterist
- Infantiel
- Infantilisme
- Infatsgabel
- Infatsoen lijk
- Infatuatie
- Infavorabel
- Infect
- Infecteren
- Infectie
- Infectiecentrum
- Infectieziekte
- Infereren
- Inferieur
- Inferieure
- Inferioriteit
- Inferioriteitscomplex
- Infernaal
- Inferno
- Infesteren
- Infideel
- Infideles (lat.)
- Infideliteit
- Infijn
- Infiltratie
- Infiniteit
