Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie I
- Indiscretie
- Indispensabel
- Indisponeren
- Indisponibel
- Indispositie
- Indium
- Individu7
- Individualis7tisch
- Individualiseren
- Individualisering
- Individualisme
- Individualist
- Individualiteit7
- Individuatie
- Individueel7
- Indlen
- Indo
- Indo-chinees
- Indo-europeaan
- Indo-europees
- Indo-meisje
- Indocilis pauperiem pati
- Indoclel
- Indocti discant et ament meminisse periti
- Indoctum vulgus
- Indoen
- Indol
- Indolent
- Indolentie
- Indologie
- Indoloog
- Indom
- Indommelen
- Indommeling
- Indompelen
- Indompeling
- Indonderen
- Indonesië
- Indonesiër
- Indonesisch
- Indoopketel
- Indopen
- Indoper
- Indoping
- Indossant
- Indouwen
- Indra
- Indraai en
- Indraaiing
- Indragen
- Indrager
- Indraven
- Indrift
- Indrijven
- Indrijving
- Indrillen
- Indringen
- Indringend
- Indringer
- Indringerig
- Indringing
- Indringingsvermogen
- Indrinken
- Indroevig
- Indrogen
- Indroging
- Indroog
- Indropp(el)en
- Indruipen
- Indruisen
- Indruk
- Indrukken
- Indrukking
- Indrukmakend
- Indruksel
- Indrukwekkend
- Indruppelen
- Indruppeling
- Indruppen
- Indubitabel
- Induceren
- Inductie
- Inductief
- Inductieklos
- Inductiemotor
- Inductiespoel
- Inductiestroom
- Inductor
- Induffelen
- Induiget fortuna malis. ut laedere possit
- Induiken
- Induiking
- Indulgent
- Indulgentie
- Indult
- Industrialisatie
- Industrialiseren
- Industrialisering
- Industrie
- Industriecentrum
