Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie A
- Aanzetting
- Aanzetvijl
- Aanzetvlak
- Aanzetweerstand
- Aanzeulen
- Aanzicht
- Aanzichten
- Aanzichttekening
- Aanzien
- Aanziend
- Aanziener
- Aanzienlijk
- Aanzienlijkheid
- Aanzijn
- Aanzitten
- Aanzittende
- Aanzoek
- Aanzoeken
- Aanzoeker
- Aanzoeking
- Aanzoeting
- Aanzouten
- Aanzuigen
- Aanzuiging
- Aanzuiveren
- Aanzuivering
- Aanzuren
- Aanzuring
- Aanzwaaien
- Aanzwarten
- Aanzwellen
- Aanzwellend
- Aanzwelling
- Aanzwemen
- Aanzwemmen
- Aanzwengelen
- Aanzwengeling
- Aanzwepen
- Aanzweren
- Aanzweven
- Aanzwoegen
- Aap
- Aapachtig
- Aapachtigheid
- Aapje
- Aapjeskoetsier
- Aapjesmos
- Aapjessnuif
- Aapjeszeep
- Aapmens
- Aar
- Aar, arend
- Aar, rivier
- Aar, samentrekking
- Aarbussel
- Aard
- Aard, akker
- Aard(e)wind
- Aardachtig
- Aardachtigheid
- Aardaker
- Aardakertje
- Aardalkalimetalen
- Aardamandel
- Aardangel
- Aardantenne
- Aardappel
- Aardappelakker
- Aardappelbak
- Aardappelballetje
- Aardappelbeurs
- Aardappelbier
- Aardappelbies
- Aardappelbloed
- Aardappelbloesem
- Aardappelboer
- Aardappelboor
- Aardappelbouw
- Aardappelbovist
- Aardappelbrandewijn
- Aardappelbrij
- Aardappelbrood
- Aardappelbuik
- Aardappelcampagne
- Aardappelcroquetje
- Aardappelcultuur
- Aardappeldag
- Aardappeldeeg
- Aardappeldief
- Aardappeleter
- Aardappelfoezel
- Aardappelgraaf
- Aardappelgries
- Aardappelgroeze
- Aardappelhakker
- Aardappelhandel
- Aardappelhandelaar
- Aardappelharp
- Aardappelhok
- Aardappeljassen
