Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- Stroomsterkte
- Stroomstoot
- Stroomswijze, stroomswijs
- Stroomtin
- Stroomtoevoer
- Stroomvanger
- Stroomverbreker
- Stroomverbreking
- Stroomverbruik
- Stroomverdeler
- Stroomverdeling
- Stroomverlamming
- Stroomverlies
- Stroomverlijering
- Stroomversnelling
- Stroomversterking
- Stroomverzwakking
- Stroomvoortbrenging
- Stroomvrij
- Stroomwacht
- Stroomwarmte
- Stroomwater
- Stroomwisselaar
- Stroop
- Stroopachtig
- Stroopbak
- Stroopbal
- Stroopbalie
- Stroopbende
- Stroopbrok
- Stroopbrood
- Stroopdikte
- Stroophappen
- Stroophoudend
- Stroopje
- Stroopkamer
- Stroopkan
- Stroopkist
- Stroopkoek
- Stroopkooksel
- Stroopkraan
- Stroopkwast
- Strooplepel
- Strooplikken
- Strooplikker
- Strooplikkerij
- Strooplikster
- Strooplust
- Stroopmaker
- Stroopmes
- Stroopmond
- Stroopmop
- Stroopnagel
- Stroopnest
- Stroopnet
- Stroopneus
- Strooppan
- Strooppartij
- Strooppot
- Stroopsaus
- Stroopsmeerder
- Stroopsmeerderij
- Stroopsmeerster
- Stroopsnoeper, stroopsnoepster
- Stroopsuiker
- Strooptocht
- Strooptoet
- Stroopton
- Strooptouw
- Strooptrommel
- Stroopvat
- Stroopverkoper
- Stroopwafel
- Stroopziek
- Stroopzucht
- Strootje
- Strootjessigaren
- Strop
- Stropakhuis
- Stropapier
- Stropband
- Stropblok
- Stropdas
- Stropdrager
- Stropen
- Stroper
- Stroperig
- Stroperigheid
- Stroperij
- Stropers
- Stropersbende
- Stropershol
- Stropersschuitje
- Stroperstroep
- Strophaden
- Strophe
- Stropig
- Stropijl
- Stroplant
- Stropmetaal
