Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie L
- Loophoen
- Loophok
- Loopijzer
- Looping
- Loopje
- Loopjongen
- Loopkabel
- Loopkat
- Loopketen
- Loopkever
- Loopknecht
- Loopkoers
- Loopkorf
- Loopkraan
- Loopkwartel
- Looplamp
- Loopmand
- Loopmare
- Loopmeisje
- Loopmolen
- Loopoor
- Looppas
- Loopplaat
- Loopplaats
- Loopplank
- Looprail
- Looprichting
- Looprol
- Loops
- Loopscheen
- Loopsheid
- Loopslot
- Loopstag
- Loopster
- Loopstok
- Looptijd
- Looptouw
- Loopvarken
- Loopveld
- Loopverband
- Loopvlak
- Loopvoeg
- Loopvoet
- Loopvogel
- Loopvuur
- Loopwagen
- Loopzand
- Loor
- Loos
- Loosgat
- Loosheid
- Loospijp
- Loot
- Lootje
- Lopen
- Lopend
- Loper
- Loperig
- Loperij
- Lopertje
- Lopig
- Loquacitas senis viri
- Lor
- Lord
- Lord-mayor
- Lorder
- Lording
- Lordose
- Lordschap
- Lorejas
- Lorejassen
- Lorgneren
- Lorgnet
- Lorgnetneus
- Lorgnon
- Lori
- Lork
- Lorkeboom
- Lorkenhars
- Lorkhout
- Lorklaan
- Lorkterpentijn
- Lorkzwam
- Lorre
- Lorreboel
- Lorregoed
- Lorrekraam
- Lorren
- Lorrenboel
- Lorrenboer
- Lorrendraaien
- Lorrendraaier
- Lorrendraaierij
- Lorrenkist
- Lorrenkoop
- Lorrenmand
- Lorrenvrouw
- Lorretje
- Lorrewerk
- Lorrie
