Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Dirk

betekenis & definitie

I. 1. mansnaam (uit Diederik);

2. v. (-en), (zeew.) toppenant, piekeval; touw waarmee de bezaansboom of de giek wordt op- en neergehaald ;
3. (gew.) slappe Dirk, dunne brij, pap ; blinde Dirk, ketelkoek.

II. m., gemeenz. verkorting van directeur.

< >