Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Constantinus

betekenis & definitie

bijgenaamd de Grote, Som. keizer (306—337 n. C.) die in het Rijk een nieuwe orde van zaken stichtte, de rijkszetel naar Byzantium (nieuwe stad Constantinopel) verplaatste; maakte het Christendom tot staatsgodsdienst, belegde het concilie van Nicaea, liet zich zelf echter eerst kort voor zijn dood dopen.

< >