Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Blaken

betekenis & definitie

(blaakte, heeft geblaakt),

I. onoverg.,
1. in vuur en vlam staan, branden: de vlammen blaken; een blakend vuur; voorh. ook overg.: branden en blaken is het sieraad van de oorlog, zei Maarten van Rossern;
2. gloeiende hitte afgeven, gloeien : de zon blaakt ; blakende hitte; — (gew.) damp, walm verspreiden: de lamp blaakt;
3. (fig., van het gezicht) stralen, gloeien ; bij uitbr. van een persoon: blaken van toorn; blaken van liefde, in liefde ontgloeid zijn; in blakende welstand, in volkomen gezondheid; in blakende gunst staan, zeer hoge gunst;

II. overg., schroeien; gewoner is thans blakeren.

< >