kaartje
Ma en jij hadden elk afzonderlijk een ticket gewonnen voor een concert in de opera in Brussel.
(De brakke Hond, jrg. 11)
In Nederland werd 'ticket' tot voor kort voornamelijk gebruikt voor een plaatsbewijs in een vliegtuig, maar ook daar wint het Engelse woord terrein op parkeerkaartje, toegangskaart(je), toegangsbewijs, entreekaart(je) en plaatsbewijs.
Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Gangbaarheid: 7
Vlaamsheid: 2
Gepubliceerd op 21-07-2020
ticket
betekenis & definitie