venter met warme soep (informeel)
Toen ik eens zo gekleed met de lift naar de hal wou afdalen om de ketel uit het kastje te halen, die de soepboer had gevuld, vroeg ze of ik nu hélemaal zot was geworden. Ik veranderde zwijgend van kleding en ging naar beneden als een normaal mens.
(Ward Ruyslinck, De oeroude vijver)
Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Gangbaarheid: 2
Vlaamsheid: 4
Gepubliceerd op 21-07-2020
soepboer
betekenis & definitie